De Architect | Schorsbeton

Mar 25, 2021 | Essays, Interviews, magazines

DE ARCHITECT

nr. 1, March 25, 2021
publisher: Vakmedianet

author: Astrid Aarsen
‘Gesprek met het landschap’

photographer: René de Wit

thanks to: Harm Tilman, Merel Pit, Floris Alkemade, Dirk Sijmons, Paul Roncken.

blank
De Architect no1 2021 Astrid Aarsen interview Studio Frank Havermans
De Architect no1 2021 Astrid Aarsen interview Studio Frank Havermans
De Architect no1 2021 Astrid Aarsen interview Studio Frank Havermans

Gesprek met het landschap

 

Aan het riviertje De Dommel in Sint-Oedenrode ligt een ‘landschapsobservatorium’, waarmee beeldend kunstenaar Frank Havermans de traagheid en argeloosheid van het bestaan een stem geeft. Ook in het experimentele bouwmateriaal weet Havermans een tegenwicht te vinden tegen de huidige haastige tijd. Fotograaf René de Wit brengt deze plek van verstilling en ontmoeting in beeld.

Kronkelend zoekt de Dommel vanuit België zijn weg door het Noord-Brabantse landschap. De laaglandbeek ontspringt ten zuiden van Peer in België, steekt als beek de Nederlandse grens over en mondt 85 kilometer verder in ’s-Hertogenbosch als een kleine rivier uit in de Dieze. Ergens onderweg, ter hoogte van het gehucht Rijsingen (gemeente Sint-Oedenrode), stroomt de Dommel met een gemiddelde snelheid van hooguit één meter per seconde onder landschapsobservatorium Kaptar/TO-RXD (2009) door.

 

Verbluffende vanzelfsprekendheid

Op deze plek, waar een hoge bolle akker overgaat in het lager liggende moerassige landschap, vroeg Frank Havermans zich in 2009 af: “Wat kun je op zo’n mooie plek nog toevoegen? Is dat wel nodig? Is deze plek al niet af?” Nu is deze plek op de westelijke oeverwal van de Dommel nog maar moeilijk anders voor te stellen dan met dit landschapsobservatorium.

Het pionierswerk in schorsbeton lijkt zelfs onmisbaar te zijn geworden. Alsof het landschap en Havermans diepgaande gesprekken met elkaar hebben gevoerd en elkaar hebben verleid. Van enige wedijver is geen sprake. Ze zijn met elkaar een symbiotische relatie aangegaan. Het observatorium voelt daardoor niet als een interventie, maar als een organisme dat in zijn natuurlijke habitat is ontkiemd en gegroeid.

Rijksbouwmeester Floris Alkemade, die in dit landschap opgroeide en er nog steeds woont, kan dit volledig beamen. De vanzelfsprekendheid waarmee het observatorium is ingegraven in de Dommeloever, noemt Alkemade verbluffend. “Frank Havermans weet de ongrijpbare poëtische kant van het landschap te condenseren in concrete vormen. Landschappen lijken aan betekenis te winnen als hij langskomt.”

Alkemade kent het observatorium een wijdere betekenis toe. “De meeste interventies in het buitengebied zijn agrarisch, denk aan grote ligboxstallen en kuilvoerputten. Ze zijn bruut en ongevoelig, maar wel productief. Het lijkt wel alsof lelijkheid een voorwaarde is. Het observatorium vormt een gespiegeld universum: het is fijngevoelig en heel precies vormgegeven en het is op geen enkele manier productief. Deze schoonheid maakt mensen op een mooie manier onzeker.”

 

“Deze schoonheid maakt mensen op een mooie manier onzeker”

Floris Alkemade

 

Geen tekeningen

Havermans toont met zijn object de schoonheid van imperfectie en benut de kracht van vergankelijkheid. Op een tastende manier vindt hij met zijn gevoel voor ruimtelijke verhoudingen via modellen de uiteindelijke vorm. Havermans bouwt vanuit wat hij een ‘conclusiemodel’ noemt. Materiaal en vorm gaan tijdens het ontwerpproces letterlijk door zijn handen. Wie op zoek gaat naar tekeningen van het landschapsobservatorium komt bedrogen uit. Die zijn er niet.

Havermans begint zijn maakproces met een intuïtieve zoektocht die bestaat uit observeren, lichamelijk waarnemen en het blootleggen van de eigenschappen van de plek. Hij zet al zijn zintuigen op scherp en voelt, luistert, kijkt, ruikt en proeft. Hij gaat liggen tussen het riet en klimt in de bomen.

Volgens Paul Roncken, landschapsarchitect en curator van de kunstwandelroute waar het observatorium onderdeel van is, communiceert Havermans met zijn werk gebeurtenissen die juist niet over zijn werk gaan. Roncken noemt “een voorbijschietende haas, een springend ree, vogelgeluiden, de bomen die steeds verder over het water buigen, voorbijdrijvende wolken, de stroming in de Dommel”.

 

Spel met het landschap

Binnen, in het verzonken observatorium, met het landschap op ooghoogte en met het stromende water onder je, ervaar je buiten intenser. Het gaat hier niet over het vormgeven van een object, maar over een ruimtelijke vormgeving zonder scheiding tussen binnen en buiten. Het werk speelt met het omringende landschap, met de beleving van het geheel en de aandacht voor het detail. Voor de een voelt het observatorium als een desolate plek die alleen in gezelschap van andere mensen tot leven komt. De ander zoekt er juist naar afzondering.

Voor wie het toelaat, biedt deze plek de mogelijkheid te ontsnappen aan de opgevoerde bewegingssnelheid van alledag. Hier kun je het ‘nu van de plek’ ondergaan – even niks doen en je overgeven aan de traagheid van het bestaan. Havermans raakt daarmee aan twee ongrijpbare begrippen in de architectuur: wabi-sabi uit de Japanse schoonheidsleer en (atmo)sfeer. Dat laatste begrip bleef lange tijd buiten beschouwing, totdat architecten als Peter Zumthor, Juhani Pallasma en Tadao Ando het opnieuw inbrachten.

 

Experiment met schorsbeton

Terwijl architecten in de woning- en utiliteitsbouw experimenteerden met de esthetische mogelijkheden van elastische polyurethaan bekistingsmatten met reliëfpatronen, startte Havermans zijn eigen experiment. Zijn afkeer van het kunststof motiveerde hem te zoeken naar een bruikbaar en ‘eerlijk’ alternatief. Ook zocht hij naar een manier om de veroudering van materiaal op natuurlijke wijze te versnellen.

Havermans ontwikkelde uiteindelijk ‘schorsbeton’, een combinatie van boomschors en beton, waarmee hij de energie van de plek wist te materialiseren. Het verwijst naar de betonnen artefacten uit de directe omgeving, zoals een waterput, een uitlaat van de waterzuivering en achtergebleven resten van agrarisch beton, en tegelijk naar de schors van de bomen in de omgeving.

Tijdens de bouw van zijn observatorium blijken de materialen verrassend te combineren. Doordat het beton onverwacht door de boomschors sijpelt, ontstaat een betere aanhechting dan Havermans voor mogelijk had gehouden.

 

 

Blad- en korstmossen

Niets in het landschap blijft zoals het is, ook het observatorium niet. Havermans absorbeert het dynamische, onvoorspelbare proces, omarmt de esthetiek van het vergankelijke en transformeert het naar een architectonische vorm. Waar Havermans op hoopte, is gebeurd: er is synergie ontstaan tussen de kunstmatige steen en het dode hout – het beton heeft een natuurlijk uiterlijk gekregen. De schors valt er langzaam af en versnelt de vorming van mossen op organische wijze.

Havermans vroeg landschapsarchitect Dirk Sijmons, een groot mossenliefhebber en -kenner, om een verkenning van de rijke wereld van blad- en korstmossen die op en in het observatorium ontstaat. Sijmons constateerde de aanwezigheid van dikkopmos, haarmutsen en zilvermos, naast het muursterretje, het gesnavelde klauwtjesmos en korstmossen als het groot dooiermos en de kalkschotelkorst.

Sijmons vindt de keuze voor diagonale boomschorsstructuur zeer geslaagd. De structuur vervaagt de ontsierende vlekken die vaak op gladde betonnen muren voorkomen en helpt het vocht te verspreiden. Ook Floris Alkemade kent geen ander kunstwerk met zo’n hoog gehalte van wat Albert Speer Ruinenwert noemde, ruïnekwaliteit. Alkemade noemt het “het vermogen om iedere vorm van aantasting door de tijd te ondergaan als het steeds overtuigender blootleggen van de essentie”.

 

Sensitief beton

Maar is het toepassen van beton in deze tijd nog wel verantwoord? Alkemade denkt van wel. “Beton is het werkpaard van de architectuur. Het wordt geminacht, verketterd en als het even kan verborgen achter een bekleding. Bovendien is het verantwoordelijk voor zo’n tien procent van de wereldwijde CO2-uitstoot. Alleen al uit overwegingen van duurzaamheid dienen we een andere bouwcultuur op gang te brengen. Nu zijn dagen geteld lijken te zijn, wordt het tijd om met meer mededogen naar de kwaliteiten van beton te kijken.”

Met zijn schorsbeton toont Havermans aan dat het niet aan beton zelf ligt dat het vaak bruut en ongevoelig lijkt, maar dat we zelf de vorm en de textuur ervan bepalen. Hoewel hout synoniem is voor natuurlijk materiaal, bewijst Havermans dat ook beton sensitief kan zijn voor natuurlijke processen. Dat de combinatie van schors met beton toekomstwaarde heeft als bouwmateriaal, bewijst de Zestien Eiken Schuur (2018) door HilberinkBosch architecten, waarvan de betontechniek is geïnspireerd door het experiment van Havermans.

 

Gezonde weerstand

Als een scenograaf zoomt Havermans met zijn architectonische installaties in op wat dreigt te vervagen of te verdwijnen, of op wat de volgende stap kan zijn. In al zijn nederigheid is het observatorium een subtiele provocatie. Het is een wake-up call die ons voor even onderdompelt in de traagheid van het bestaan, in plaats van in hoge snelheid alles onder controle te houden.

Het observatorium is de zintuiglijke, fysieke tegenhanger van de snelle, naar volmaaktheid strevende samenleving met al haar overvloed aan virtuele, ruimtelijke beelden en ervaringen. Frank Havermans biedt met zijn experiment met tastbare materie een gezonde weerstand tegen de huidige geestelijke verarming.

 

 

 

 

 

error: Content is protected!