11 vragen aan Floris Alkemade

Apr 20, 2021 | Interviews

 

11 vragen aan rijksbouwmeester Floris Alkemade door Astrid Aarsen

november 2020

KAPKAR / TO-RXD | Studio Frank Havermans 2009-2020 | © photo René de Wit

Research interview over KAPKAR/TO-RXD van Studio Frank Havermans voor het artikel ‘Gesprek met het landschap’ in De Architect 01/21

De Architect no1 2021 Astrid Aarsen interview Studio Frank Havermans
blank
Astrid Aarsen (1970) is beleidsmaker, researcher en auteur.  

 

Hoe kijk jij als architect/stedenbouwkundige naar het werk van Frank Havermans?

Met een menging van bewondering en verlangen. Bewondering omdat hij zo’n overtuigend eigen stijl heeft. Een zeer ruimtelijke benadering, wat je bij zijn buitenwerken goed herkent in de manier waarop hij de ongrijpbare poëtische kant van het landschap weet te condenseren in concrete vormen. Landschappen lijken aan betekenis te winnen als Frank langskomt. Bijzonder knap.

Het verlangen voel ik om als architect en stedenbouwkundige met dezelfde vrijheid te kunnen werken.

 

Een architect zoekt uit de aard van zijn professie naar oplossingen. Een kunstenaar doet dat liever niet. Frank Havermans maakt op tactiele wijze intellectuele ruimtelijke statements die zich verhouden tot de stedelijke, landschappelijke en historische context waarin het werk staat. Zijn werken hebben ook bijna altijd een gebruiksfunctie. Toch is het geen architectuur. Omdat ze geen problemen oplossen? Of wel? Hoe zou jij zijn werk positioneren?

 

Het werk van Frank is voor mij 100% architectuur. Ik verzet met tegen het beeld van de architect als probleemoplosser die alleen binnen het kader van het nuttigheidsdenken zou kunnen opereren. De probleemoplossende architect vertegenwoordigt hooguit een fractie van wat architectuur behelst, of liever gezegd van wat de architectuur zou moeten behelzen. Frank heeft daar een veel beter gevoel voor.

 

Welke betekenis heeft zijn werk / zijn werkwijze volgens jou voor de architectuurontwikkeling in Nederland en daarbuiten?

De ontwikkeling van de architectuur is niet alleen een zaak van ontwerpers maar afhankelijk van de aard van opdrachtgevers. Tot de jaren zeventig / tachtig van de vorige eeuw speelden overheden, vooruitziende en gedreven wethouders daarin nog een belangrijke rol. Idealisme was niet per definitie uitgesloten. Daarna nam de markt het over en werd het een ander verhaal. Nederlandse architecten hebben ingenieus en knap op dat dominante marktdenken ingespeeld maar dat heeft niet kunnen voorkomen dat het ontwerpveld ernstig is verschraald. Juist omdat het werk van Frank zo architecturaal is, toont hoeveel rijker het vak kan zijn en hoeveel breder het spectrum is dat we tot onze beschikking hebben. Heel belangrijk, anders zouden we het nog normaal gaan vinden dat we monddood gemaakt zijn.

 

Wat vind jij zijn meest betekenisvolle werk tot nu toe? En waarom?

De neiging is daarvoor Secret Operation 610 te kiezen dat hij samen met RAAAF maakte en waarin je zowel de dreiging van de koude oorlog door voelt klinken als de fascinatie voor de koele vormgeving van al het bijbehorende wapentuig. Maar ik ga toch voor het landschapsobservatorium KAPTAR/TO-RXD. Het staat op een van de mooiste plekken op deze aarde en de manier waarop dit werk zich in dat landschap voegt, is ongelofelijk. Het graaft zich in de Dommeloever in met een vanzelfsprekendheid die blijft verbluffen.

 

Het landschapsobservatorium KAPKAR/TO-RXD staat in jouw woonplaats St. Wat betekent dit werk aan de Dommel voor jou als ‘Rooienaar’?

Ik woon aan de Dommel, die door een prachtig mooie riviervallei stroomt. De rivier, het water vormt de tijdloze identiteit van dit gebied. Interventies in het buitengebied hebben bijna altijd een agrarische achtergrond, grote ligboxstallen, kuilvoerputten en dergelijke. Bruut en ongevoelig – alsof lelijkheid voorwaardelijk is – maar wel productief. Het observatorium vormt een gespiegeld universum, fijngevoelig en heel precies vormgegeven – alsof schoonheid voorwaardelijk is – en op geen enkele manier productief. Dat maakt mensen op een heel mooie manier onzeker.

 

‘Jouw’ brug leidt ons van het geweldige Ahrendgebouw over de Dommel naar het werk van Frank. Er is een directe link in de wandelroute over en langs de Dommel. Zie jij meerdere linken, verwantschap tussen jouw werk en dat van hem, tussen jouw werkwijze en die van hem? Zo ja, welke?

Een verwantschap tussen het werk van Frank en dat van mij is misschien wel te vinden in de zoektocht naar de betekenisvolle interventie. In Essen heb ik bij het Ruhrmuseum in de Zeche Zollverein als enige van buiten zichtbare interventie een enorme vrijstaande roltrap van 24 meter hoog toegevoegd. s ’Avonds straalt die een mysterieus oranje licht uit, de toegang naar een andere wereld. Een ‘device’ dat je machinaal naar een andere realiteit voert. Toen het gebouw nog een ruïne was, was het er vergeven van de duiven. Na oplevering was er op een gegeven moment een probleem met de roltrap. Het bleek dat duiven zich hadden aangeleerd om op zittend op de treden van de roltrap mee naar boven te liften –een tocht van anderhalve minuut – en dan boven aangekomen het gebouw in te vliegen. Het beeld van die duiven die zich rustig zittend naar boven laten voeren, heeft iets onweerstaanbaars. Alsof het gebouw en de interventie daardoor beter klopt. Dat is precies het gevoel dat ik bij het werk van Frank telkens krijg, alsof door zijn ingreep het landschap of de ruimte waarin hij werkt, beter klopt.

 

Als jij het landschapsobservatorium bezoekt, wat is dat het eerste dat jij doet?

Eerst natuurlijk even de lachgas-ampullen opruimen en dan verifiëren of het observatorium zich nog altijd aan onze alledaagse tijd weet te onttrekken. Iedere keer lijkt het weer rauwer en gepaster te zijn geworden.

 

Wat valt jou op aan het werk door de tijd heen – opgeleverd in 2009 tot nu – als wandelaar in zijn eigen omgeving en als professional?

Als wandelaar. Er is tegenwoordig een nieuwe voetgangersbrug vlak naast het observatorium geplaatst. Het plaatst het observatorium in een heel andere positie. Voordat die brug er lag, kwam er bijna niemand langs het observatorium. Dat was op een of andere manier een onweerstaanbare kwaliteit. Alsof het op geen enkele manier op waardering en zichtbaarheid mikte, de nobele wilde. Nu is er een heel populaire wandelroute die veel mensen erlangs leidt. Het observatorium is daardoor meer in de wereld van de kunst die gezien wil worden, getrokken. Ik vreesde het ergste maar dat was overbodig. Het observatorium drukt zich als een jonge haas die een kiekendief hoort krijsen, plat tegen de grond. Werkt prima.

Als professional. Ik ken geen ander kunstwerk met zo’n hoog gehalte van wat Albert Speer de ‘Ruinenwert’ noemde. Het vermogen om iedere vorm van aantasting door de tijd te ondergaan als het steeds overtuigender blootleggen van de essentie.

 

Met KAPKAR/TO-RXD past Frank voor het eerst de combinatie boomschors – beton toe. Later past hij die materiaalcombinatie nog een keer toe, in het praathuis KAPKAR/CDH -2P2 in Groningen, 2012. Hij confronteert een kunstmatig, inmiddels veroordeelde,  steensoort met natuurlijk (dood) ‘hout’ en zorgt er zo voor dat het beton gaat leven dat het mossoorten aantrekt. Hoe kijk jij naar het gebruik en de ‘veroordeling’ van beton in het algemeen? En welke betekenis heeft zijn toepassing van schorsbeton als experiment en bouwmateriaal?

Beton is het werkpaard van de architectuur. Geminacht, verketterd en als het even kan verborgen achter een bekleding die een andere werkelijkheid suggereert. En nu ook nog verantwoordelijk voor zo’n 10 procent van de wereldwijde CO2 uitstoot. Alleen al uit duurzaamheidseisen zullen we een andere bouwcultuur in gaan moeten zetten. Nu zijn dagen geteld lijken te zijn, wordt het tijd om met meer mededogen naar de kwaliteiten van het materiaal te kijken. Met het schorsbeton toont Frank dat niet aan het beton zelf ligt dat het vaak zo bruut en ongevoelig lijkt maar dat we het zelf zijn die de vorm en de textuur ervan bepalen.

 

Stel dat jouw afscheidskado als rijksbouwmeester volgend jaar een opdracht aan Frank Havermans is, een culturele daad voor Nederland. Hoe zal die opdracht luiden en voor welke locatie?

Verleden, heden en toekomst van Nederland is verbonden met het water, de dreiging van de zee. Ik zou Frank wel eens met de zee willen zien worstelen. Hoe verhouden zijn installaties zich tegenover de eindeloze uitgestrektheid van de zee, de tijdloosheid ervan? In Vlissingen zijn we bezig om het terrein wat bestemd was voor de marinierskazerne nu een andere invulling te geven. Deels met een extra beveiligd justitieel complex maar ik zou heel graag veel meer doen met dat gebied. Ervoor zorgen dat Vlissingen, dat zo onterecht in een negatieve beeldvorming terecht is gekomen, zijn ware gezicht kan tonen, namelijk dat van een oogverblindend mooi kustlandschap. De opdracht aan Frank zou een kunstwerk zijn dat, daar waar de mariniers terugdeinsden, standhoudt en onbevreesd de zee en de leegte tegemoet treedt. Een kunstwerk dat iedere marinier laat twijfelen en iedere andere Nederlander overtuigt.

 

Wat zou jij heel graag over het experiment KAPKAR/TO-RXD willen meegeven aan Frank Havermans en aan de lezers van de Architect?

Iedere architectuurstroming van betekenis is geboren uit het verbreden van doelstellingen en invloedsferen: het serieus nemen van nieuwe maatschappelijke vragen het besef dat architectuur zich kan voeden vanuit veel directere samenwerkingen met de kunstwereld. Beide domeinen lijken in de hedendaagse architectuur nauwelijks nog een rol te spelen en dat heeft de architectuur geen goed gedaan. Tijd voor een andere cultuur, architecten moeten niet langer het beeld van probleemoplossers oproepen die binnen de grenzen van de spreadsheets zich onderwerpen aan de meest kortzichtige en verraderlijke vormen van het nuttigheidsdenken. Kortom: tijd voor de totale revolutie en het lijkt me leuk om dan Frank aan onze zijde te hebben.

error: Content is protected!